+32 488 10 86 83 info@greo.be

Wie kan er gebruik maken van de gerechtelijke organisatie?

Wat is het toepassingsgebied en wat bedraagt de draagwijdte? Met de bedoeling van een minnelijk akkoord te bewerkstelligen met één of meerdere schuldeisers, ofwel een globaal akkoord met alle schuldeisers, ofwel een overdracht onder gerechtelijk gezag van een deel of het geheel van de activa of de activiteiten, kunnen ondernemingen voor een periode tot 6 maanden (art. 46, §2 WER), eventueel verlengd tot maximaal 18 maanden (art. XX. 59, §1 en §2 WER), bescherming krijgen tegen hun schuldeisers.             

De schuldeisers kunnen tijdens een gerechtelijke organisatie geen betaling meer eisen van bestaande facturen of andere schulden. Evenmin kunnen de schuldeisers overgaan tot een tenuitvoerlegging op roerende of onroerende goederen. Reeds opgestarte ten uitvoeringen kunnen worden bevroren. De onderneming die de gerechtelijke organisatie uitvoert kan, tenzij op eigen aangifte, ook niet failliet verklaard worden (art. XX. 50 WER). De onderneming krijgt dus de tijd om alle zaken op een rijtje te zetten, op adem te komen, en om individueel dan wel collectief oplossingen van schuldherschikking uit te werken en deze aan de schuldeisers voor te stellen.

Vroeger was het begrip ‘handelaar’ van belang maar vandaag de dag niet meer. Sinds 1 mei 2018 zijn het niet enkel handelsondernemingen die op de wet van gerechtelijke reorganisatie beroep kunnen doen. Deze wet is uitgebreid en van toepassing op iedere ‘onderneming’. Een onderneming is:

  • Een rechtspersoon (behalve publiekrechtelijke): een vennootschap (ongeacht de uitvoering), VZW’s en stichtingen.  
  • Een natuurlijk persoon die een beroepsactiviteit uitoefent op zelfstandige basis. Ook de bestuurders van een onderneming en een zaakvoerder zijn ondernemers.  
  • Vrije beroepen: apothekers, architecten, apothekers, boekhouders, paramedici, notarissen, tandartsen, artsen, advocaten …(Waar zij vroeger uitgesloten waren van het insolventierecht kunnen thans ook zij, onder bescherming tegen hun schuldeisers, tot een reorganisatie en herstel komen.

In theorie kunnen aldus alle ondernemingen, die tijdelijk in problemen verkeren, een beroep doen op de wet van de continuïteit van ondernemingen (WCO). Al zijn er natuurlijk wel enkele uitzonderingen. Zo kunnen de vrije beroepen (zoals advocaten, apothekers, dokters…) – voor zover zij hun activiteit niet in een vennootschap hebben ondergebracht – geen beroep doen op de GRP-bescherming.

GRP, welke gevolgen voor de betrokken partijen?

De overheid laat de GRP-beschermde onderneming in eerste instantie tijd winnen. Meer tijd creëert ruimte en bewegingsvrijheid voor de ondernemer die GRP-bescherming geniet. Meer tijd is altijd in belang van de GRP-beschermde en mogelijk in het nadeel van de schuldeisers en contractanten. De overheid kent een GRP-bescherming toe vanuit een theorie, als zou de onderneming via een goed herstelplan weer vlot kunnen op gang worden getrokken. Bij ProfiConsult weten we vanuit onze ervaring als insolventiefunctionaris dat zoiets mogelijk ten koste gaat van (solvabele) leveranciers.

Zoals reeds eerder aangestipt: De GRP-beschermde onderneming geniet als grote voordeel dat ‘oude’ schulden niet langer opeisbaar zijn en ook niet gevorderd kunnen worden voor de rechtbank. Indien de leverancier / schuldeiser toch een vonnis tegen de onderneming zou verkregen hebben, dan kan de schuldeiser dat vonnis tegen de onderneming niet laten uitvoeren. Zelfs al was dat vonnis uitvoerbaar bij voorraad! M.a.w. de ‘rechten’ van de schuldeiser worden door tussenkomst van de overheid zonder meer mogelijk door het raam geflikkerd. Daarenboven geniet de ondernemer dankzij de GRP-bescherming het voordeel van de leveringsplicht. De leverancier / schuldeiser heeft dus niet alleen de frustratie dat hij bij wet bepaald niet dient te worden betaald door de GRP-beschermde ondernemer. De overheid zet de leverancier / schuldeisers immers ook het mes op de keel wat betreft de verplichting tot leveren aan de onderneming die GRP-bescherming geniet. Ondanks het feit dat de GRP-beschermde onderneming de oude facturen niet betaald, zelfs onder die conditie moeten de leveranciers blijven leveren!

Tal van partijen mogen het immoreel vinden dat de overheid een privaat bedrijf kan verplichten te blijven leveren aan een onderneming die reeds zwaar in het krijt staat.

Maar dit neemt niet weg, onder de GRP-wetgeving van gerechtelijke reorganisatie zijn waanzinnige zaken te doen. En dat hoeft niet beperkt te blijven tot diegene die de GRP-bescherming geniet.

Waarom voorziet de overheid in een GRP-wet?

De procedure van gerechtelijke reorganisatie dient tot bescherming, onder toezicht van een handelsrechter, van de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de onderneming in moeilijkheden of van haar activiteiten.

Daarom dat de GRP-wet kan ingeroepen worden als voldaan is aan volgende voorwaarden:

  • de continuïteit van de onderneming is bedreigd, onmiddellijk of op termijn.
  • het bedrijf is nog actief: als er geen activiteit is, kan de continuïteit er van ook niet bedreigd zijn.
  • de reorganisatieprocedure kan een oplossing bieden voor het gehele of gedeeltelijke behoud van de economische activiteit. (hetzij door dit bedrijf, hetzij door een ander bedrijf).

De wetgever tracht met deze wet de activiteit te redden, en in ondergeschikte mate de structuur waarin deze wordt uitgevoerd, nl. de onderneming zelf.

De bedoeling bij het tot stand komen van de GRP-wetgeving is om op grote schaal ondernemingen met reële overlevingskansen te begeleiden en te behoeden tegen faillissement. De bedoeling aan de tekentafel is uiteraard niet om leveranciers en contractuele schade te berokkenen in het proces van de reorganisatie. De overheid opereert hierbij vanuit een theorie, zoals we wel vaker ervaren, vanuit een illusoire theorie die getoetst en geconfronteerd wordt met een harde praktijk van ondernemen.

 

Sinds het intreden van COVID-19 is het aantal bedrijven dat GRP-bescherming geniet er duidelijk niet op gedaald. Er zijn niet alleen meer bedrijven in GRP, ze zijn vaak ook groter. In plaats van kleine kmo’s zijn het vaker middelgrote kmo’s die de wet op de continuïteit van ondernemingen inroepen ter bescherming tegen schuldeisers.

Sinds de wetswijzigingen en de uitbreiding van WCO naar GRP zijn de verwachtingen nog steeds niet helemaal ingelost, dit ondanks de vele initiatieven en goede bedoelingen om ondernemers met problemen in een vroeg stadium te detecteren, te adviseren en bij te sturen. (denk hierbij aan ‘ondernemingshorizon’, een samenwerking tussen Unizo, de Vlaamse Overheid en Graydon Belgium nv.)

Heden zien we bij de GRP nog vaak wat we in het verleden zagen bij de WCO. Al te vaak wordt te laat actie genomen en de GRP wordt pas dan aangegrepen als ware het een laatste reddingsboei in de ‘baai van de laatste hoop’, daar waar zwaar zieke ondernemingen komen bovendrijven of reeds op de palliatieve afdeling liggen. Het spreekt voor zich dat hier zelfs de meest gerenommeerde topdokters vaak alleen een palmares met hoog sterftecijfer kunnen voorleggen.